30 July, 2012

Moderne Kunst uit de Achttiende Eeuw


In de film Franz Xaver Messerschmidt 1736-1783 From Neoclassicism to Expressionism, gemaakt naar aanleiding van een tentoonstelling in de Neue Galerie in New York, vertelt Ronald S. Lauder over zijn eerste kennismaking met de "karakterkoppen" van Franz Messerschmidt. Hij was verbijsterd. Net als ik toen ik foto's van het werk van Messerschmidt op internet tegenkwam, en ontdekte dat de koppen niet een paar jaar geleden waren gebeeldhouwd, maar in de achttiende eeuw.

"Charakterköpfen", het vrije werk van Messerschmidt, bestaat uit een serie van 69 koppen; een obsessief project. Stuk voor stuk weergaloos vaardige portretten. De uitdrukkingen op de koppen zijn volgens de overlevering objectieve waarnemingen van Franz Xaver's eigen gezichtsuitdrukkingen; excessieve grimassen in verwrongen gezichten.

Dat Messerschmidt geen typisch achttiende eeuwse beeldhouwer was, blijkt niet alleen uit deze fantastische 'Kopfstücke', ook de kunstenaar zelf was allesbehalve een typische vertegenwoordiger van zijn tijd. Uit alle verslagen die er nog over hem te vinden zijn, kun je opmaken dat hij zich niet conformeerde aan de toen geldende fatsoensnormen en sociale omgangsvormen; hij was tegendraads, excentriek, en beschikte over een enorm ego.

In 1781 zoekt de Duitse schrijver en boekverkoper Christoph Friedrich Nicolai de beeldhouwer in Pressburg (het huidige Bratislava) op. In zijn reisverslag* beschrijft hij uitgebreid zijn ontmoeting met de kunstenaar. Nicolai schept een beeld van een einzelgänger. Kunstenaars die Messerschmidt circa 1765 tijdens een studiereis in Rome hadden meegemaakt, omschreven hem als een "deutschen Fremdling, [...] im schlechten Wammes mit kurz abgeschnittenen Haaren [...], als einen Tagelöhner [...]". Messerschmidt droeg dus blijkbaar geen pruik, zoals dat voor die tijd en zijn stand gewoon was. Daarbij ging hij voor achttiende-eeuwse begrippen zeer sober gekleed. Ze zagen hem in de eerste instantie dan ook voor een minderwaardige dagloner aan.

Ondanks dit aparte uiterlijk vertoon, verwierf Messerschmidt belangrijke opdrachten van het keizerlijk hof en de hoge adel van Wenen. In 1769 werd hij benoemd tot assistent-hoogleraar aan de Weense Kunstacademie. Bij de dood van de zittende hoogleraar mocht hij bovendien rekenen op een promotie tot die rang.

Tot dan lijkt het leven van Messerschmidt zich in een almaar stijgende lijn te voltrekken; van zoon van een ambachtsman tot succesvol beeldhouwer aan het Weense hof. Hij is getalenteerd en hij ontmoet op de juiste momenten de juiste opdrachtgevers die hem steunen. Maar dan komt de ommekeer.

Er zijn verschillende verhalen over zijn matige geestelijke gezondheid in die periode, en vooral over de mogelijke oorzaak of oorzaken daarvan. Wat absoluut zeker is, is dat hij in 1774 tòch gepasseerd wordt bij de promotie tot hoogleraar. Uit de notulen van de Algemene Raadsvergadering van de academie** wordt als reden opgegeven dat Messerschmidt last zou hebben van een "zweydeutige Gesundheit [die] ihn derselben unfähig machte".
In een brief van 5 december 1774*** aan keizerin Maria Theresia, prijst graaf Kaunitz weliswaar de capaciteiten Messerschmidt, maar stelt tegelijkertijd dat, gezien de aard van diens ziekte (aangeduid als een "Verwürrung im Kopfe"), een dergelijke aanstelling schadelijk zou zijn voor de instelling.
"Es ist aber in Ansehung dieses Mannes das wichtige Bedenken, daß er seit drey Jahren, es sey wegen seines Nothstandes, oder aus einer natürlichen Disposition einige Verwürrung im Kopfe hat wahrnehmen laßen, welche, ob sie schon sich seitdem gelegt hat, und ihm wieder, wie vorher, zu arbeiten erlaubet, dennoch von Zeit zu Zeit sich in einer noch nicht vollkommen gesunden Einbildung äußert.
Ich bedauere zwar die Umstände dieses sonst geschikten Mannes, und wünsche daß sie durch eine glücklichere Lage sich bessern mögen; kan jedoch EUER MAJST. niemals einrathen, einen Mann für die Akademische Jugend zum Lehrer vorzuschlagen, der von derselben bey jeder Veranlaßung den Vorwurf eines einmal verrükten, und noch nicht ganz heitern Kopfes zu leiden hätte; der alle übrigen Professores und Direktores für seine Feinde hält, noch immer seltsame Grillen in der Einbildung hat, und also niemals vollkommen ruhig seyn kan.
"
De vraag is of hier een politiek spel is gespeeld, òf dat er daadwerkelijk sprake was van 'geestelijke instabiliteit'. Uit het verslag van Niclolai valt op te maken dat Messerschmidt voor de meeste van zijn tijdgenoten geen bijzonder aimabel man was. Nicolai refereert slechts zijdelings aan het promotie-incident door op te merken dat alle academies beerputten van kleine intriges en ruzies zijn. Hij vertelt dat het in Wenen nu eenmaal gebruikelijk was om voor leden van het bestuur en de academische senaat nederig en diep te buigen. Messerschmidt was hier volgens Nicolai geen man naar. Hij kon geen respect opbrengen voor mensen die zich - in elk geval waar het hun talent betrof - niet met hem konden meten. Hij klaagt tegen Nicolai steen en been over de vele onrechtvaardigheden die hem waren aangedaan en het bedrog dat men had gepleegd.
In elk geval is de afwijzing van de promotie voor Messerschmidt dè druppel; hij houdt het voor gezien in Wenen, pakt z'n boeltje op en vertrekt om uiteindelijk in Pressburg neer te strijken, waar Nicolai hem in 1781 in nooddruftige omstandigheden ontmoet.
"Ich fand ihn in diesem einsamen Häuschen, stark an Leibeskräften und bey heiterm Gemüthe. Er hatte etwas sehr Freymüthiges und Ungezwungenes in seinem Wesen, und wir wurden bald ziemlich vertraut, besonders da ich eine Empfehlung von einem Künstler brachte, den er in Rom gut gekannt hatte. Sein ganzes Haugeräth bestand aus einem Bette, einer Flöte, einer Tabackspfeife, einem Wasserkruge, und einem alten italiänischen Buche von den Verhältnissen des menschlichen Körpers.Dies was alles, was er von den Sachen, die er ehemals besass, hatte behalten wollen."
Kort voor zijn dood in 1783 keert het tij opnieuw. Messerschmidt, krijgt weer nieuwe opdrachten, maar zijn vrije werk, de karakterkoppen, neemt het grootste deel van zijn energie en tijd in beslag. Bijzonder is dat Messerschmidt nooit van plan is geweest om dit 'vrije werk' te verkopen, laat staan om de koppen ergens te exposeren. Pas tien jaar na zijn dood worden de koppen voor het eerst tentoongesteld. Niet in een museum, maar in een Weens ziekenhuis, waar ze ook de huidige titels krijgen, zoals bijvoorbeeld "Erhängter", "Absichtlicher Schalksnarr", "Schnabelkopf" en "Abgezehrter Alter mit Augenschmerzen". Grappig bedoeld, maar wellicht juist daarom des te treuriger.

Christoph Friedrich Nicolai schreef in 1781: "Messerschmidt war ein Mann von sehr feuriger Imagination". Dat is een understatement. Het werk van Messerschmidt is volstrekt tijdloos.

*    Die Beschreibung einer Reise durch Deutschland und die Schweiz, Volume IV, Berlin en Stett in 1785, p. 401 e.v.
**  Wien, Archiv der Akademie der bildenden Künste, Protokolle, Jahr 1774, fol. 16v - Vgl.: Pötzl-Malikova 1982, Dok. XVI, S. 130f.
*** Wien, Archiv der Akademie der bildenden Künste, Verwaltungsakten 1774, fol. 52r-54v - Vgl. Ilg 1885, S. 28; Weiss 1924, S. 13-15; in extenso publiziert in: Pötzl-Malikova 1982, Dok. XVII, S. 131f.